dinsdag 28 april 2009

His Master's Voice (part 2)

Even een berichtje naar aanleiding van het berichtje van gisteren, meer bepaald de titel van dat berichtje: His Master’s Voice. Een van de trouwe lezers van mijn blogberichten vroeg mij waar die titel op sloeg. In mijn tijd was dat een begrip, His Master’s Voice. Dat wil zeggen, toen ik nog jong was. En onschuldig, en aardig om te zien. Toen mijn toekomst nog vóór mij lag, en niet achter mij. Toen dus. Toen was er His Master’s Voice en dat was een platenlabel.
Wat een platenlabel is? Of was? Dat was een organisatie, of een onderdeel daarvan, die ‘platen’ uitbracht, dat wil zeggen langspeelplaten, ofwel elpees (lp’s). Wat dat voor dingen waren? Dat waren geluidsdragers, toen er nog geen cd’s waren, dus héél lang geleden. Die platen werden ‘gedraaid’, op een pickup, ook wel platenspeler genoemd. Wat dat nu weer was? Dat was een apparaat... Nee, wacht, we dwalen af. Laat ik eerst even terugkomen op His Master’s Voice.
Op de hoes (d.i. verpakking) van de elpee (zie boven) stond een hondje afgebeeld (wit met zwart) dat zijn kop in de hoorn van een koffergrammofoon stak omdat... Wat een koffergrammofoon is? Dat is een soort platenspeler van nog véél, véél langer geleden. Die moest je opdraaien met een zwengel, en dan kon je er 78-toeren platen op draaien, die van bakeliet waren en... Achtenzeventig toeren? Bakeliet?

Weet je wat, als jullie dat eens opzochten. Op Wikipedia is er vast een hoop over te vinden.

maandag 27 april 2009

His Master's Voice

Eerstejaarstudenten zijn onvolwassen. Ze vertrouwen te veel op internetbronnen zoals Wikipedia. Ze verwachten succes zonder er al te veel moeite voor te hoeven doen. Dit zijn enkele uitkomsten van een onderzoek naar de bevindingen van 2.000 professoren uit Canada. Zij vinden dat deze Wikipedia-jeugd dan ook niet klaar is voor een universitaire studie. Hoezo eerstejaars, dacht ik toen ik dit bericht in de krant las. Tweedejaars, derdejaars, vierdejaars en nog-hogere-jaars rechtenstudenten maken ook intensief gebruik van Wikipedia. Ook zij nemen de informatie die ze daar aantreffen veelal klakkeloos over in hun pepers (want zo heten werkstukken tegenwoordig). Soms zelfs woordelijk. In het meest gunstige geval met bronvermelding.

Wat dat betreft wordt Wiki wel hetzelfde behandeld als de andere bronnen waaruit wordt geput bij het schrijven van een peper. Zo kom ik af en toe hele stukken van mijn eigen hoorcollege tegen. Soms bijna letterlijk weergegeven, al dan niet met bronvermelding: “college dhr. Broers” of “hoorcollege Rechtsgeschiedenis B”.
Ook boeken worden dikwijls vrij klakkeloos overgeschreven. Vrij klakkeloos is een mooi voorbeeld van wat de Engelsen een understatement noemen. Vooral als gebruik wordt gemaakt van een boek van bijvoorbeeld een Vlaamse auteur uit de jaren veertig of vijftig leidt dit tot stilistisch-humoristische hoogstandjes. Dan lees je dingen als: “Doorheen gans de geschiedenis, inzonderheid de capita der Frankische vorst Charlemagne, treft men uitingen van het talionische principe aan”. De student in kwestie heeft soms maar een flauwe notie van wat zo’n frase mag betekenen. Flauwe notie is intussen een mooi voorbeeld van wat de Engelsen een overstatement noemen.
Het mooiste voorbeeld van trouwe navolging maakte ik een jaar of twee geleden mee. Ik kreeg een peper te lezen van ongeveer 12 pagina’s, waarbij gebruik was gemaakt van drie boeken. Uit elk boek waren vier opeenvolgende pagina’s overgeschreven. Inclusief aanhalings- en sluitingstekens, inclusief bronvermelding in voetnoten. Eén voetnoot voor elk boek. De student wist niet dat dit niet mocht.

Toch maken rechtenstudenten bij de vaardigheidstraining gebruik van het boekje Oefening baart kunst. Lees: daar moeten zij gebruik van maken. Soms zie je een blik van herkenning in de ogen van de student als je hem of haar op het bestaan van dat boekje wijst. En op de nuttige aanwijzingen die daarin worden gegeven voor het schrijven van pepers.
Ik heb dat boekje zelf ook maar eens doorgebladerd. Ik heb het nog een tweede keer doorgebladerd. En verrek, het staat er niet in. Er staat niet in dat er niet letterlijk mag worden overgeschreven. Wellicht een goed idee voor de volgende druk van het boekje, om meteen op de eerste pagina de studenten dat eens goed in te peperen.

donderdag 23 april 2009

Beste Marc

Het is hem dan toch gelukt. Marc Groenhuijsen. Gisteren veroverde hij de titel Beste docent van de FRW, en ik wil hem daarmee van harte feliciteren. Marc is bij de Beste Docent Verkiezingen jarenlang mijn meest geduchte tegenstander geweest. Vooral tijdens de vroege edities van deze verkiezingen, toen er nog stemformulieren van perkament waren, voelde ik steevast de hete adem van deze hoogleraar in mijn nek. Hetgeen alleen al in fysiek opzicht een hele prestatie was. Ik ben namelijk heel erg lang en Marc niet.
Toen werd het een tijdje rustig en meende ik dat ik mijn hooggeleerde concurrent eindelijk kwijt was. Niet dus. Dat was waarschijnlijk gewoon tactiek van Marc, om zich in de luwte voor te bereiden, en om mij in slaap te sussen. Gisteren werd ik daaruit ruw gewekt. Marc is back!

En hoe! Ik ben afgetroefd in de kleine ruimte. Met 0,002 punt verschil. Een fotofinish. Tweeduizendste. Twééduizendste! TWEEDUIZENDSTE!! Dit kleine verschil maakt Marcs overwinning er niet minder groot op. Zeker niet. Misschien zelfs nog wel groter. Het ware meesterschap zit immers in de details.

En zelf mag ik ook niet ontevreden zijn. Ik heb twee andere prijzen gescoord: Beste docent bachelor Nederlands recht en Beste hoorcollegedocent. Toch mooi. Dat wordt dus weer boren. Minimaal drie gaten, want het gaat altijd wel een keer mis. Dan schiet de boor uit, of ketst hij af op een steentje of een muuranker of zo. Dat zal deze keer wel een buis van de waterleiding zijn. Dat kan er dan ook nog wel bij.

maandag 20 april 2009

Wall of Fame

Het is een tijdje geleden dat ik voor het laatst iets van me heb laten horen op deze blog. Druk-druk-druk. Colleges, tentamens, werkstukken, voordrachten, vergaderingen – erg veel gewerkt dus, ook in de tuin. En ook veel te gespannen om te schrijven. Aanstaande woensdag is het namelijk weer zo ver: DE BESTE DOCENT VERKIEZINGEN VAN DE FRW ! Voor de zestiende keer alweer. Slik. Ik ben genomineerd voor de hoofdprijs. En voor nog twee andere prijzen: Docent met de leukste schoenen en Docent die het meest transpireert. Het zweet breekt me nu al uit. Stel voor dat ik win...
De laatste jaren begeef ik me met lood in mijn leuke schoenen naar de prijsuitreiking. Boekenbonnen, bioscoopbonnen en bonbonnen zijn mij menig maal ten deel gevallen, evenals vulpennen, balpennen en breipennen. Staafmixers, sapcentrifuges en eierwekkers. Boeken over Zelf Brood Maken, Alle Vlaggen van de Wereld en 100 Heerlijke Sushi Gerechten. Ik kan mij heel goed voorstellen dat mijn collega’s ook eens willen winnen, dat zij ook eens met zulke mooie prijzen willen thuiskomen (“Kijk eens wat ik heb gewonnen, een broodbakmachine – denk ik”). Als ik een van mijn collega’s was, zou ik onderhand een beetje uitgekeken raken op mij. Zo ben ik wel.
Zal ik me niet terugtrekken, denk ik soms; gewoon niet meer meedoen aan die verkiezingen, zodat anderen ook eens in de spotlights komen te staan, en in de bloemetjes worden gezet – want bloemen krijg je dus ook al. Gewoon niet meer meedoen, uit respect voor alle docenten die ook goed onderwijs geven, misschien nog wel beter. Maar als ik mij zou terugtrekken, heeft dat dan niet iets arrogants? Iets neerbuigends? Iets aanmatigends? Zo van: als ik meedoe, winnen jullie toch nooit. Of: met zulke zwakke tegenstanders is er voor mij ook geen lol meer aan. Dan bereik ik juist het tegenovergestelde van wat ik met mijn gebaar duidelijk wil maken. Dus misschien is het maar beter om me juist niet terug te trekken, uit respect voor mijn collega-docenten.

Intussen heb ik dit jaar getracht om zo min mogelijk mijn best te doen om de beste te worden. Tijdens mijn colleges sprak ik sneller dan het geluid. Ik bediende mij van onbegrijpelijke zinsconstructies, niet-bestaande woorden en Latijnse uitdrukkingen. Ik gebruikte geen blackboard, geen sheets, ik schreef bijna niets op het bord en zeker niets leesbaars. Ik stuurde studenten de zaal uit: de één omdat hij lachte om iets wat ik zei, een ander omdat hij zijn pen liet vallen, en weer een andere omdat hij een vraag stelde over de bestudeerde stof. En toch ben ik weer genomineerd.

Maar dat wil natuurlijk nog niks zeggen. Misschien word ik wel gewoon tweede. Of derde...

Mocht ik toch een eerste plaats behalen, dan krijg ik weer een mooie oorkonde. Die hang ik dan bij mijn andere mooie oorkonden. Dat wordt weer boren. Er zitten onderhand zo veel gaten in mijn wall of fame dat het wel de muur van een executieplaats lijkt. En de huizen dalen toch al zo in waarde. Er zitten bijna meer gaten in die muur dan in Julius Caesar toen hij werd vermoord.
(Misschien wel een leuke vraag voor de Roman Pub Quiz, volgende week maandag: hoeveel gaten zaten er in Caesar nadat hij was neergestoken? Natuurlijke lichaamsopeningen niet meegerekend).

Zou ik al die oorkonden niet mogen inruilen voor een standbeeld?

donderdag 9 april 2009

Freek P.

Mijn eigenste personal assistant Freek P. heeft met zijn afstudeerscriptie voor de nodige commotie gezorgd in medialand. En dat terwijl hij nog moet afstuderen. De scriptie gaat namelijk over TBS, en dat doet het altijd leuk in de krant. Vooral als het gaat over dingen als verlof. Je zit dan eigenlijk al te hopen dat het mis gaat – dat levert weer een mooi berichtje op in de krant. En iedereen heeft dan gelukkig weer wat om schande over te spreken. De scriptie staat echter niet in het teken van het voorkomen van dergelijke misstanden, maar van het voorkomen daarvan. Wacht, laat ik mij duidelijker uitdrukken: hij gaat niet over het vóórkomen maar over het voorkómen van narigheid.
Beschreven wordt namelijk de mogelijkheid van een virtueel proefverlof. De tbs-er krijgt dan een leuke helm op met een virtual reality-bril. Vervolgens wordt hij in een virtuele wereld losgelaten bij wijze van verlof. En daar wordt hij natuurlijk geconfronteerd met allerlei verlokkingen en verleidingen. Opmerkelijk is, dat alle media als voorbeeld het geval eruit lichten van een pedofiel die een kind in een zandbak ziet. Dat levert toch weer het mooiste journalistieke plaatje op als het misgaat. En gezien de reacties op internet lijkt heel Nederland ervan uit te gaan dat het misgaat. Terwijl in de film Con Air die vorige week weer eens op tv werd vertoond, Steve Buscemi toch heel leuk met zo’n kind in de zandbak gaat zitten spelen. Maar Steve was geloof ik geen pedofiel maar een gewone serial killer.

Ik vind het een mooi experiment dat door Freek P. wordt beschreven. Sterker nog: ik heb hem gevraagd of hij voor mij niet ook zo’n helm met bril kan regelen. Je kunt dan in je second life aan allerlei leuke modules gaan meedoen. Zo kun je bijvoorbeeld een bezoekje brengen aan de afdeling ‘medicijnen’. Lijkt me echt te gek, zo’n medicijnkast, allerlei heilzame, geestverruimende middelen, dan wordt je vituele wereld nog veel virtueler. Dan kun je daarna meteen door naar de afdeling ‘belonen en bestraffen’, waarvan de laatste optie me erg spannend lijkt. Spanking en zo. En klemmen.
Maar ook biedt dat virtuele bestraffen een goede oplossing voor het altijd aanwezige cellentekort in Nederland. Je kunt de veroordeelde voortaan thuis zijn straf laten uitzitten, door hem te plaatsen in een virtuele cel. Dan zit-ie in werkelijkheid gewoon tien jaar thuis op de bank, terwijl hij in de virtuele wereld opgesloten zit met een heel nare, zichzelf niet goed verzorgende, latent homofiele celgenoot. Ik zit zelfs te denken aan de mogelijkheid van een virtuele doodstraf, maar dat zal wel weer te ver gaan.

Met de bus mee

Wat is het toch leuk om te reizen met de bus. En spannend ook. Dat begint al meteen als je moet opstappen. Immers: hoe laat zal de bus arriveren bij de halte waar jij je hebt opgesteld? Het accent in deze zin ligt op het woord “laat”. Zal de bus vijf minuten te laat zijn, of tien, of misschien wel een kwartier? Als hij al komt natuurlijk, want soms valt er gewoon een dienst uit en dan moet je wachten op de volgende. Dan wordt het pas echt gezellig, omdat er dan steeds meer mensen komen die straks de bus in moeten.
Nu is de bus natuurlijk niet altijd te laat. Soms is hij te vroeg. Buiten de spitsuren staan er namelijk niet veel mensen bij de haltes, dus kan de chauffeur lekker doorrijden en steeds snellere tijden laten noteren. Dan sta jij daar keurig op tijd bij de halte en dan is de bus al geweest. Als je geluk hebt kun je hem nog net de bocht om zien gaan, dan kun je nog even zwaaien. En vervolgens mag je wachten op de volgende bus, die vooral ’s avonds pas een half uur later komt. Voor zover de dienstregeling nog klopt. Als die er al hangt.

Wat is het toch leuk om te reizen met de bus. Als je er eenmaal in bent geslaagd om in te stappen, kom je terecht in een vrolijk gezelschap. Veel moeders met kinderwagens en wandelwagens, die tegenwoordig steeds meer op pantservoertuigen beginnen te lijken, zo groot als ze zijn, en zo hard als je ermee in aanraking komt. Met een beetje geluk begint er toch minstens één kind te huilen. Of slijm op te geven. Ook leuk zijn de moeders die met hun dochters naar de stad gaan, en die mij doen denken aan een reclamefilmpje van vroeger waarin een bepaald merk margarine aan de man werd gebracht. Of eigenlijk aan de vrouw. Een moeder, die nauwelijks te onderscheiden was van haar veel jongere dochter, gebruikte dan net als zij dat merk margarine, onder het motto zo slank zijn als je dochter. Nou, zulke moeders en dochters bedoel ik dus, maar dan in de roombotervariant.
Een leuke groep medereizigers zijn voorts de schoolmeisjes van rond de zestien (?) die verwikkeld zijn in gesprekken die je eigenlijk niet wilt horen. Maar je hebt niets te willen. En zo wordt je op de hoogte gesteld van het verdriet dat Esmeralda is aangedaan door haar vriend Wesley die een avond is vreemd gegaan met Kim, de vriendin van zijn broer Lesley die op datzelfde moment iets schijnt te hebben gehad met Bianca, waarvan Deborah (spreek uit als Debôôôra) op de hoogte was en die heeft het weer doorverteld aan Quasimodo, die een oogje heeft op Esmeralda. Verder bevinden zich in de bus vooral veel ouderen van zowel het mannelijk als het vrouwelijk geslacht, voor wie deodorant tot dezelfde categorie producten behoort als aquariumzand, fijnkorrelig schuurpapier en zeevishengels. Producten die je niet dagelijks gebruikt.

Wat is het toch leuk om te reizen met de bus. Voor de zomervakantie heb ik een busreis geboekt naar Italië, waarbij dat hele land in twee weken zal worden doorgejakkerd. Op de mooiste plekjes zal worden gestopt. En dan hup-hup-hup de bus uit, foto maken en de bus weer in. Onderweg vertelt de reisleider allerlei wetenswaardigheden. ’s Avonds word je overhoord. Waarschijnlijk gaan we ook zingen in de bus, en spelletjes doen zoals: ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is grijs, of kaal. Er gaan namelijk ook weer veel ouderen mee. In verband met reisziekte en incontinentie wordt er onderweg extra vaak gestopt. Maar we zingen vrolijk door. En we gaan nog niet naar huis, nog lange niet, nog lange niet.
En dan schrik ik wakker. Blijkt het allemaal een boze droom te zijn geweest. Niks geen zomervakantie, geen twee weken Italië, geen bejaarde medereizigers, geen gezang, gezeik en gekots. Ik lig gewoon thuis in mijn eigen bed. Maar ik moet nu wel gaan opstaan, want het is al laat en anders mis ik de bus nog.

dinsdag 7 april 2009

Jerney Kaakman

Weet je wat ik het liefst zou willen. In de wetenschap. Dat ik van de poot van een sprinkhaan alles af wist. De spieren en pezen, de bloedsomloop, het zenuwstelsel. (...) Over zo’n nietig onderwerp een proefschrift schrijven van tweehonderd pagina’s. (Jan Wolkers, De Kus, 1977).

Jan kon het zo mooi zeggen. Dat mensen blijkbaar op allerlei onderwerpen kunnen promoveren. En dat ze het nog doen ook. Zo promoveerde korte tijd geleden een psychologe aan de Rijksuniversiteit Groningen op een proefschrift over spieren en pezen, zij het niet die van een sprinkhaan maar van een mens. Zij had onderzoek gedaan naar het gebruik van Botox en de schadelijke gevolgen daarvan voor de menselijke psyche.
Ik dacht dat botoxmensen juist heel blije mensen waren, met een rimpelloos bestaan, een leven waarin nooit een plooitje hoefde te worden gladgestreken. Maar er schijnen dus ook bijwerkingen te kunnen optreden. Uit het proefschrift blijkt namelijk dat botoxmensen met hun gezicht geen gevoel van walging tot uitdrukking kunnen brengen. Als je geen uiterlijke walging kunt tonen, leidt dat tot negatieve emoties die op den duur tot een negatieve levenshouding kunnen voeren.

Ik moest hier aan denken toen ik vorige week op tv een programma zag met daarin een buikspreekpop die sprekend op Jerney Kaagman leek. Het bleek Jerney Kaagman zelf te zijn. Zij heeft zich zo overdadig laten botoxen dat ze alleen haar onderkaak nog een beetje kan bewegen. Jerney Kaakman dus eigenlijk. Zij werd geridderd wegens haar verdiensten voor de Nederlandse muziek. Uiterlijk onbewogen liet de antieke muziekdoos alles over zich heenkomen. Geen spoor van enige emotie. Zou zij aan het walgen zijn? Vond ze de versierselen misschien niet zo mooi? Of was ze juist heel erg blij? Want ook dat kun je natuurlijk niet uiten als je je gezicht hebt laten straktrekken.
Is dat eigenlijk niet veel erger: dat je je positieve gevoelens dan niet kunt uiten? Dat je niet kunt lachen, geen blij gezicht kunt trekken, geen grijns of een glimlach, geen schalkse knipoog, of een blij-verrast optrekken van de wenkbrauwen? Daar wordt iemand toch veel depressiever van dan van het niet kunnen uiten van negatieve gevoelens? Misschien wel een idee voor die mevrouw in de psychologie. Kan zij over een paar jaar komen met een vervolg op haar proefschrift, waarin zij aantoont dat het niet kunnen tonen van positieve gevoelens ook leidt tot een negatieve levenshouding. En dat dat nog veel méér schade aan de menselijke psyche toebrengt dan het niet kunnen tonen van negatieve emoties.

Intussen raad ik alle botoxmensen aan om toch een manier te vinden om hun gevoelens – van welke aard dan ook – tot uitdrukking te brengen. In geval van walging, irritatie, haat of woede kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het slaan, stompen of schoppen tegen het voorwerp of het wezen dat aanleiding heeft gegeven tot deze negatieve stemming. Spugen mag ook. En blijdschap, dankbaarheid, vrolijkheid en verliefdheid kunnen dan bijvoorbeeld worden getoond door het strelen, knuffelen, aaien, kroelen, kussen of likken van het subject of object dat deze gemoedsgesteldheid heeft teweeggebracht. Het gebruik van koosnamen en verkleinwoorden kan ook worden aanbevolen.
Schreeuwen, roepen, gillen, krijsen en soortgelijk krachtig gebruik van het spreekorgaan dient daarentegen ten stelligste te worden ontraden. Dit in verband met het gevaar voor verrekking of zelfs scheuring van de gelaatsspieren. Dat leidt namelijk weer tot heel negatieve gevoelens. Ik hoop dit alles binnenkort nader uit te werken en toe te lichten in het Broers Botox Boek. Wordt ongetwijfeld een bestseller. Ik denk dat ik het eerste exemplaar aan Jerney zal aanbieden. Wat zal ze blij zijn. Althans, dat zal ik dan maar aannemen.

vrijdag 3 april 2009

Een positief gebaar

De schoonmaakcampagne in het Warandegebouw lijkt inmiddels te zijn uitgewoed. Toen ik gisteren in mijn lokaal arriveerde – geen capo te bekennen die mij dat wilde verhinderen – werd ik althans geconfronteerd met de vertrouwde hoeveelheid rommel en rotzooi. Er had een soort studiedag of een colloquium of iets dergelijks plaatsgevonden en de sporen daarvan waren duidelijk zichtbaar. Behalve de bekende prullen en proppen trof ik achtergebleven naamkaartjes aan, stapels folders, vergeten pennen, koffiekoppen, en mokken met leuke opdruk. En toen gebeurde er iets moois. Iets Heel Erg Moois. Zonder te mopperen of te klagen besloten wij, mijn studenten en ik, spontaan, stilzwijgend, gelijktijdig om te gaan opruimen! Wel moesten wij, gezien de beperkte tijd die ons ter beschikking stond – er moest tenslotte ook nog college worden gegeven – om het opruimen te beperken tot de meest in het oog springende dingen. En zo kozen wij voor de leuke mokken met opdruk.
Elk van ons nam een mok en spoelde hem met zorg om. Daarbij letten wij er goed op dat we de kleurige opdruk niet beschadigden. Het ging immers om andermans eigendommen, en daar moet je even zuinig op zijn als op je eigen spullen. Ook het afdrogen ging derhalve met de grootste zorgvuldigheid gepaard. En dit alles verliep in volstrekte harmonie. Iedereen wachtte netjes op zijn beurt bij het fonteintje. Niemand onttrok zich aan de schoonmaak. Sommige studenten namen zelfs nog een tweede exemplaar voor hun rekening. Eenmaal schoongemaakt werden de mokken door ons, ook weer met de grootst mogelijke voorzichtigheid om breken te voorkomen, in onze tassen opgeborgen. En met opgeruimd gemoed begonnen we vervolgens aan het college. Je voelt je zo fijn als je iets positiefs hebt gedaan.

Na afloop van het college gingen we, met in onze tassen de leuke mokken met opdruk, langs de afdeling Gevonden Voorwerpen. Na afloop van het college gingen we, met in onze tassen de leuke mokken met opdruk, langs de afdeling Gevonden Voorwerpen. Ik dacht, ik herhaal deze zin maar even, anders geloven de mensen me niet. Mensen zijn zo snel geneigd om negatief te denken. Zo van: jaja, dat zal wel, gevonden voorwerpen, jaja... Het zijn dergelijke negatieve gedachten waar ik me zo aan kan ergeren. Met zo’n instelling zullen mensen elkaar nooit echt onbevangen bejegenen; altijd is er die spanning, dat wantrouwen. Waarom nou nooit eens een keer positief?
Wij liepen dus even langs Gevonden Voorwerpen. Met die mokken. Met die leuke opdruk. Enkelen van ons liepen zelfs nog een tweede keer langs deze afdeling. Voor de kick. Gewoon even langs lopen. Daarna zijn we naar huis gegaan.

woensdag 1 april 2009

Het Theater van de Lach

Ik dacht even dat het om een 1 april grap ging toen ik vanmorgen in de krant kennisnam van de zoveelste episode van de tragikomedie rond het theater van Adje. Ik vond het al droevig dat de bioscoop in Midi het veld moest ruimen voor dit volkstheater. Maar het werd allemaal pas echt treurig toen bleek dat de gemeente – die het pand voor 2,5 miljoen aankocht – niet in staat bleek te zijn om een fatsoenlijke kostenraming te maken van de verbouwing. Dat werd dus bijna zeven miljoen in plaats van vijf. Rekenfoutje. De volgende keer toch maar even het telraam erbij pakken.
En nu blijkt dat Adje zich heeft teruggetrokken als exploitant van het theater. Hij kan de huur niet betalen omdat hem geen contracten voor tv-programma’s worden aangeboden. Zelf wijt hij dat aan de economische crisis. Zou dat werkelijk de oorzaak zijn? Is het niet gewoon zo, dat Adje als uithangbord van het theater de programmamakers eerder afschrikt dan aantrekt? Zelfs de onbenulligheid en smakeloosheid van tv-programma’s heeft immers haar grenzen.
Adje is komiek, zo wordt beweerd. Dat verklaart een hoop. Ik zag dit weekend nog een stukje van zijn komisch optreden in de show van Paul de Leeuw omdat ik de afstandsbediening niet zo snel kon vinden. Te gênant voor woorden. Hij speelde voor hond. De hond en de leeuw. Zouden de kinderen van Paul de Leeuw zich intussen niet schamen voor het programma van hun moeder? Dat De Leeuw nog wel contracten krijgt vind ik vreemder dan dat Adje er geen krijgt.

Maar wat nu te doen met Adjes theater? Adje zal er als artiest blijven optreden, dus het blijft toch een beetje zijn theater. Dat maakt het wel extra lastig voor de nieuwe wethouder van cultuur Ton Horn om een andere exploitant te vinden. Dat is inderdaad dezelfde Ton Horn over wie ik gisteren berichtte dat hij burgemeester Vreeman zal vergezellen op diens dienstreis naar Tunesië.
Tijdens die reis zal hij samen met de burgervader een bezoek brengen aan Carthago. Je bent immers niet voor niets wethouder van cultuur. Dan wil je ook wel eens een volledig verwoeste stad zien. Misschien kan hij daar dan tevens inspiratie opdoen om tot een oplossing te komen voor Midi. Een definitieve oplossing. Iets in de trant van ceterum censeo theatrum Adriani delendam esse.

Gewoon platgooien dus dat theater. Dan is het qua niveau gelijk aan de humor van Adje.